Op 24 september deed Hero Mulder mee aan de ‘200 myls SOLO’, een jaarlijkse wedstrijd voor enkelromps zeiljachten. Hieronder is zijn verslag te lezen. We zijn blij dat hij nog leeft……
Zelfs aan de steiger in Lelystad, een dag voor de start, kon ik nog moeiteloos 10 steekhoudende excuses verzinnen om maar niet te hoeven starten. Twijfel is altijd aanwezig bij het aangaan van uitdagingen die je vooraf niet helemaal kan overzien. Maar maanden geleden had ik al besloten hier te gaan starten en waren de voorbereidingen begonnen, zoverre dat lukte met alle andere drukke werkzaamheden. Dus lig ik hier, eind september, klaar voor de start.
De 200 myls ‘SOLO’ is een aardige mix van een prestatie-, toer- en puzzeltocht met een wedstrijdelement: hoe snel kan je 200 mijlen afleggen (met verplichte rust- en ankermomenten). Je kan kiezen uit vijf banen. drie banen gaan ook buitenom (Noordzee / Wadden), de twee andere banen blijven op het Marker-/IJsselmeer. Gezien het ontbreken van ervaring, een reddingsvlot en romplengte (een na kleinste bootje van de 120 deelnemers) had ik al vroeg besloten op het Marker- en IJsselmeer te blijven.
Gedurende de twee dagen voorafgaande aan de start heerst er een interessante sfeer op de steigers. De meeste deelnemers staan open voor een praatje en vinden het leuk om informatie uit te wisselen over bijvoorbeeld de baan en ankerstrategieën, anderen houden al hun kaarten tegen de borst en gaan duidelijk voor een top-10 notering. Wat we allemaal gemeen hebben: tenminste vier keer per uur op Windfinder kijken!
Tenslotte kies ik voor baan 5: lijkt het minste kruisen en veel boeien liggen dicht bij een haven waardoor je rusttijden efficiënter kunnen zijn (want bij iedere boei kan je ‘uitchecken/’inchecken’ voor rustperioden).
En dan gaat de wekker om 05.15 uur. Had ook eerder gemogen; toch nauwelijks geslapen. Nog onwetend van wat me te wachten staat smeer ik wat brood en maak een thermosfles koffie en leg die op ‘strategische’ plekken in de boot waar ik de komende 17 uur eigenlijk niet meer bij kan.
Het is nog donker als ik even na 7.00 uur over de startlijn vaar. Een lange rij boten vaart me achterop. Hoog aan de wind over stuurboord. Ze willen er allemaal overheen. Flauw hoor. Maar dat laten we dus niet gebeuren. Ik ga niet hard, maar kan wel hoog. Eén voor één gaan ze onder me door en verdwijnen uit het zicht.
Rondje Marken gaat verder prima. Stuurautomaat doet het redelijke goed. Zowel vaste koers als hoek t.o.v. de wind. Way points staan niet helemaal goed. Volgende keer verder inzoomen alvorens er een boei in te zetten.
Om 14.00 uur door de sluis bij Enkhuizen. De snelle jongens liggen al ver voor en varen al op het IJsselmeer. De wind lijkt wat in te zakken. Toch maar gas geven want overmorgen wordt er storm (8 Bft) voorspeld. Wellicht een dag minder om te varen.
Dus meteen door richting Urk. De foiling genaker doet wonderen. 10 Knopen wind, AWA van 60 ° en ik vaar harder dan iedereen om me heen. Zelfs even tijd om te ontspannen.
Na een wind-dip trekt de wind aan en wordt het donker. Nog een kruisrak richting de Ketelbrug en weer naar Urk. Ondertussen is het helemaal donker en staat er een goede 20 knopen wind. Genaker is eigenlijk net te veel. Maar het is maar een kort stukje naar de boei bij Urk. Daar ‘uitchecken’ en richting de haven. Het is ondertussen 22.00 uur en ben relatief lang bezig alles buitengaats naar beneden te krijgen en stootkussens en lijnen klaar te leggen.
Vooraf alle havens goed bestudeerd, dus ik heb een plan: over sb afmeren in de oostelijke haven. Nu even afwachten of dat lukt. En het lukt.. naast een andere deelnemer die net van plan was om te gaan slapen.
Ik moet nog even hozen (boot lekt), zeilen en vallen beetje opruimen en vastzetten, eten, plan voor morgen maken. Om 00.30 uur ga ik slapen.. mmh slaapzak nat bij m’n voeten. Ankerbak lekt blijkbaar. Begint al een beetje op mijn VO-60 experience van drie jaar geleden te lijken.
Volgende ochtend rond ik, nog in het donker, de UK10 (boei) en vaar richting Stavoren.
’s Morgensvroeg gekozen voor twee reven. Ben ik erg tevreden mee. Met genaker vaart de boot stabiel maar dit voorzeil is wel een handenbinder. 160°-170° AWA gaat net: één hand voor genakerschoot en met andere hand sturen. De koffiekan en brood zie ik een lange tijd in de gootsteen staan; onbereikbaar. Eten, drinken, plassen, navigeren, etc. is er even niet bij.
15 Mijl verder is het mooi geweest. Genaker eraf (altijd net te laat), genua erop. Stuurautomaat trekt het niet of nauwelijks. Golven schuin van achter. Dan maar halve wind ‘bijliggen’ en goed inhaken op het voordek..
Na de VFB-boei ten westen van Stavoren gaat het plat voor de wind richting Workum. In korte tijd neemt de wind toe tot 25-30 knopen. De genua moet er helemaal af en de zwaarweerfok erop voor het volgende aan-de-windse rak. Stuurautomaat doet het af en toe. Gaan we het risico nemen? Tenslotte toch naar het voordek. Genua naar beneden en vastzetten. Stormfok klaar maar toch even niet hijsen. Wordt steeds ruiger. Om het moment dat ik weer naar achteren wil komt er een enorm drukker en zie ik een indrukwekkende kuil onder mij ontstaan. Met aan de bakboord en stuurboord reling vastgeklemd zit ik op m’n knieën op het voordek. De boot gaat in een surf. In een split second gaan er drie opties door me heen: uit ’t roer, in de chinees of recht vooruit. Een wonder gebeurt: recht vooruit!
Ik tel mijn zegeningen en voorzichtig (om niet in de herkansing alsnog door de neerhaler van dek geveegd te worden) manoeuvreer ik mezelf terug in de kuip en neem de helmstok weer in eigen hand.
Op dat moment word ik door een stalen 50-voeter met een kluiverfokje en klein bezaanzeiltje voorbij gevaren. Ook een collega deelnemer. Hij zit rustig onder zijn grote sprayhood, rookt een sigaretje en rommelt wat op z’n mobiel. Zie ik daar een biertje op de kuiptafel staan? Alles onder controle. Bijna irritant.
Daar heb ik geen last van. Ik zie achter me een pikzwarte lucht aankomen. Het lukt me om de laatste voorspelling om mijn mobiel binnen te halen: van 14.00 uur tot 15.00 uur 30 tot 35 knopen wind. Dat wordt te veel. Bij Workum naar binnen.
Dat gaat goed. Achter de boompjes valt een stilte. Even rust. Alleen komt er rook uit de kajuit. Dat is niet oké. Het water binnen (door onbekende lekkage) heeft kortsluiting veroorzaakt. Met wat telefonisch hulp is het gelukkig op te lossen. Alleen de transformator van het zonnepaneel is nat geworden. De rest functioneert nog goed. Wel even een klusje om die er tussenuit te halen.
Water uit de boot geschept, beetje gegeten en rond 16.30 uur weer rond boei H2W1 bij de uitgang van de haven. Wind is nu iets minder. Twee reven en de zwaarweer fok. Hoog aan de wind en hoge golven. De boot steigert en maakt flinke klappen. Teveel platgedrukt door de wind. Dus fok er helemaal af. Progressie is dan moeizaam.
Maar na het windpark, waar ik dwars doorheen vaar, neemt de wind weer af en in buurt van Den Oever kan de genua er zelfs weer op. Den Oever – Medemblik blijkt vrijwel recht tegen de wind. Dat is een tegenvaller. Ondertussen in het weer donker en over bakboord komen de hoge golven recht van voren en schiet het niet op. Dan maar over stuurboord naar de wal en hopen dat de wind niet verder naar links draait.
Over stuurboord durf ik zelfs wat water te koken voor een zakje Adventure Food. De freeze dried Chicken Curry blijkt precies hetzelfde te smaken als de freeze dried Pasta Bolognese van gisteren. Het verzadigde gevoel is ook hetzelfde. Prima.
Rond 21.30 uur ben ik bij de boei ten oosten van Medemblik. Het voornemen was om hier te stoppen.
Echter, op de AIS zie ik dat ik in het laatste rak langzaam inliep op een andere deelnemer. Vlakbij de boei zie ik zijn toplicht en zie dat hij de boei bakboord rondt en doorgaat. Ik voel me plotseling minder brak en besluit op het laatste moment niet bij Medemblik naar binnen te gaan maar door te varen richting Enkhuizen en Urk. Want volgens de voorspelling zou de storm pas rond 01.00 uur ’s nachts opsteken.
Maar de wind trekt eerder aan dan gedacht. Eerst hoop je nog dat het een overtrekkende bui is. Maar de stormachtige vlagen blijven komen. Het bootje maakt enorme klappen. Nog twee mijl naar de boei bij Enkhuizen en de boot wordt af toe bijna platgedrukt. Ik heb helemaal geen zin, maar ik moet in het donker echt naar het voordek. De stuurautomaat trekt het niet, dus leg ik de boot halve wind, grootschoot wat los, laat de val van de genua los en ga aangehaakt (dus veel te langzaam naar m’n zin) naar het voordek en blijf tegen mezelf praten: “rustig aan, rustig aan, gewoon doen wat je moet doen”. Het hoofdlampje (waarvan ik ooit dacht ‘misschien wel handig om mee te nemen’) is mijn redding.
Ondertussen is het bijna middernacht, zijn we vlakbij de KG-boei en heb ik de genua oneerbiedig op het voordek vastgesnoerd met alles wat voorhanden was. De boot ligt netjes ‘bij’ over bakboord en dankzij de twee reven klappert het grootzeil niet uit de lijken.
Net als ik wil terug kruipen zie ik vlakbij een groen toplicht. Even denken; groen..? groen! Die vaart dus over stuurboord naar mij toe. Ik zie nu ook de contouren van de boot opdoemen. Kan toch niet zijn dat ik hier roemloos ten onder ga in een bakboord-stuurboord met de enige andere boot op het IJsselmeer. Maar gelukkig gaat hij op laatste moment overstag.
Met de motor en het kleine zeil vaar ik met een snelheid van twee knopen tegen de golven in richting de haven van Enkhuizen. De distress knop op de mobiele marifoon en een PBL-letje in mijn zwemvest geven een soort geruststellend gevoel.
In de buitenhaven van Enkhuizen vaar ik nog drie keer op- en neer om het zeil te strijken en alles klaar te maken om aan te leggen. Het stormt ondertussen maar het water is hier vlak. De mannen van de reddingsbrigade zitten allemaal stand-by in hun boot die aan de kade ligt. Ik vaar er dus zes keer langs en ze volgen me met belangstelling. Ik wil niet weten wat ze denken.
Na lang aarzelen kies ik voor de oude haven. Daar lijkt het water vlak en rustig. Een goede beslissing. Ik zie aan hogerwal in de luwte een stalen 40-voeter met alle stootkussens buiten. Die is voor mij. Zachtjes land ik langszij. Hebbes! Middenlijntje strak en ik lig. Zeker vijf minuten zit ik met alleen deze landvast in mijn handen. Hoe gelukkig kan je zijn.
Tegen half 3 lig ik in mijn slaapzak. Maar slapen lukt niet. Door de adrenaline en de schokkende bewegingen van de boot val ik pas tegen de ochtend in slaap. Rond het middag uur kom ik weer wat bij.
Een telefoontje van de organisatie (die iedereen met tracker volgt): ‘je bent best wel ver gekomen, maar ga je vandaag nog door?’
Gezien de voorspellingen ben ik niet van plan die dag nog te gaan varen en betekent dat het avontuur hier, na 108 mijl, ophoudt. Ik meld me dus af en mag de nationale driekleur weer achterop de boot plaatsen als teken dat ik uit de race ben. Geen enkel probleem mee.
Ik wilde afsluiten met ‘Het waren twee fantastische dagen’. Maar dat is overdreven. ‘Twee intensieve dagen’ is realistischer. Met een leercurve die zo stijl was dat ik achterover ben gevallen.
Maar volgend jaar zou ik er zo weer bij kunnen zijn…
Hero Mulder